bidprentje-9-kinderen


Chrit Houtackers

Chrit Houtackers

Het monument, boek en deze website zijn te danken aan Chrit Houtackers. Hij is het, die in de zomer van 2013 een bijna 70 jaar oud bidprentje met de namen van negen kinderen laat zien op een bijeenkomst van de gemeente Roermond. Die bijeenkomst is bedoeld om tekst en uitleg te geven over de nieuwe landschappelijke inrichting van het gebied Spikkerdal ten oosten van Roermond. En daar stelt Chrit de vraag of er eindelijk iets gedaan kan worden met wat daar in dat gebied in 1945 is gebeurd. Dat daar eerst twee kinderen door een granaat om het leven zijn gekomen. En dat daarna de negen kinderen van het bidprentje – zijn vriendjes van toen – bij een explosie door een antitankmijn zijn gedood. Weten de aanwezigen wel dat dat de grootste naoorlogse ramp met achtergebleven oorlogstuig van heel Nederland is, dat de negen een dag na de ramp samen zijn begraven op het kerkhof van Maasniel, dat de graven inmiddels zijn geruimd, en dat er helemaal niets, maar dan ook helemaal niets is, wat daaraan herinnert? Nee, dat weten de aanwezigen dus niet, maar dat moet dan vooral snel veranderen.

Theo Beckers

Theo Beckers

En zoals dat met aandragers van ideeën vaker gaat, wordt Chrit Houtackers meteen zelf aan het werk gezet. Er wordt rondom hem een werkgroep gevormd, die moet gaan zorgen voor een monument als blijvende herinnering aan de verschrikkelijke gebeurtenissen van 1945 op Spik en Maalbroek. Maar een monument is pas van waarde als er een verhaal bij verteld wordt. Maasnieldenaar professor Theo Beckers wordt gevraagd om te onderzoeken wat er precies gebeurd is. Zijn reconstructie verschijnt in De Spiegel van Roermond 2015, een uitgave van de Stichting Rura. Dat verhaal móest een keer worden verteld. Dít boek kan vervolgens geschreven worden op basis van wat Theo Beckers heeft ontdekt. Er blijkt grote behoefte te bestaan om de persoonlijke herinneringen van nabestaanden en buurtbewoners voor het nageslacht te bewaren. Er wordt besloten om een aantal van de personen waarmee Theo Beckers al heeft gesproken, nog wat uitgebreider aan het woord te laten. En er dienen zich nog andere getuigen aan. Mensen willen eindelijk hun verhaal kwijt. Waar het decennia lang lijkt, dat vergeten en verzwijgen eeuwig de manier is om het leed een plaats te geven, daar blijkt het ineens welhaast een weldaad voor allerlei betrokkenen, dat er iemand is die vraagt naar het hoe, wat, wie, waar en waarom  achter twee rampen op Spik en Maalbroek. Rampen waarvoor nooit  echte aandacht geweest is. Niet altijd meteen van harte. Er wordt wel eens een afspraak afgezegd,  omdat iemand door het opgerakelde oud zeer slecht heeft  geslapen. Maar ook is er veel oprechte blijdschap ‘dat er eindelijk  iets mee wordt gedaan’. En een enkeling wil er echt niets meer  over horen. Dat kan natuurlijk ook en dat wordt gerespecteerd.

Maar voor al diegenen die het monument van stenen als een zegen  beschouwen, is er ook dit monument-in-verhaalvorm, opgetekend  uit de mond van betrokkenen. Ieder vertelt een deel van de geschiedenis  op zijn eigen manier. Samen vormen de getuigenissen een  compleet beeld, dat duidelijk maakt hoe het was om in 1944 en 1945 op Spik en Maalbroek te wonen. In het front, tussen het oorlogstuig  tot maanden na de bevrijding.

Als toegift is er bij het omdraaien van dit boek een tweede omslag, dat een turbulent jaar uit het dagboek van pastoor Gerards van  Asenray aankondigt. Van september 1944 tot zijn overplaatsing naar  Haelen in september 1945, heeft de pastoor verslag gedaan van soms zeer ingrijpende gebeurtenissen in zijn parochie. Professor Theo Beckers ontdekte het dagboek in het Roermondse stadsarchief, hulpbisschop Everard De Jong gaf namens het bisdom zijn  instemming voor deze publicatie.  Samen met de werkgroep voor het monument voor de vergeten kinderen  van Spik en Maalbroek en met de belangeloze medewerking  van veel geïnteresseerden, is geprobeerd het waar gebeurde verhaal  aan de vergetelheid te ontrukken. Zonder valse sentimenten en in  het besef dat als wij nu half werk leveren er zeer waarschijnlijk  nooit meer iemand zal of kan komen om de ontbrekende helft te  maken. Nu zou het goed moeten zijn, voor eens en voor altijd. Hopelijk is  dat gelukt.

Ruud Kerstens